Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0698

Datum uitspraak2005-08-10
Datum gepubliceerd2005-08-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers268681
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Arbeidsovereenkomst opgezegd met vergunning CWI na sluiting van een drogisterij wegens teruglopende omzet en gezondheidsklachten van de vennoten. Geen kennelijk onredelijk ontslag. Vordering wegens hanteren van onjuiste opzegtermijn toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM sector kanton, locatie Haarlem zaaknummer: 268681 datum vonnis: 10 augustus 2005 BIJ VERVROEGING VONNIS VAN DE KANTONRECHTER TE HAARLEM in de zaak van: [eiseres], te [woonplaats], EISERES, hierna: [eiseres], gemachtigde mr. N.A. de Wit, --tegen-- 1. de vennootschap onder firma Drogisterij [NAAM] V.O.F., te [plaatsnaam], hierna: de vennootschap onder firma, 2. [gedaagde 2], te [plaatsnaam], hierna: [gedaagde 2], 3. [gedaagde 3], te [plaatsnaam], hierna: [gedaagde 3], GEDAAGDEN, gemachtigde mr. G.F.H. Velthuizen. 1. Het verloop van de procedure Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen: - de dagvaarding van 14 maart 2005, met producties, - de incidentele conclusie tot verwijzing van gedaagden, - de conclusie van antwoord, met producties, - het door de kantonrechter tussen partijen gewezen en op 11 mei 2005 uitgesproken tussenvonnis, - de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 21 juni 2005 gehouden comparitie van partijen en de bij die gelegenheid door partijen in het geding gebrachte stukken, waaronder pleitaantekeningen van de gemachtigde van [eiseres], - de akte uitlating productie van [eiseres], - de akte na uitlating productie van gedaagden. 2. De vordering 2.1 [eiseres] vordert dat de rechtbank, sector kanton, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: 1. voor recht zal verklaren dat het door gedaagden aan [eiseres] met ingang van 1 januari 2005 aangezegde ontslag kennelijk onredelijk is, alsmede onregelmatig; 2. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van €42.997,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2005, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; 3. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van €1.661,70, te vermeerderen met vakantiegeld en uitbetaling van niet genoten vakantieda-gen, totaal te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke vertragingsrente ex artikel 6:199 BW vanaf het moment der ver-schuldigdheid tot aan het moment der algehele voldoening; 4. gedaagden zal veroordelen in de proceskosten. 2.2 [eiseres] heeft het volgende aan haar vordering ten grond-slag gelegd: [eiseres] is op 1 juli 1974 in dienst getreden. Gedaagden hebben [eiseres] geen enkele financiële compensatie aangeboden. Zulks was echter, mede vanwege de lengte van het dienstverband van 31 jaar en de mogelijkheden voor [eiseres] om ander passend werk te vinden, wel op zijn plaats geweest. [eiseres] kan geen enkel verwijt worden gemaakt ter zake van het ontslag nu de oorzaak daarvan gelegen is in de bedrijfseconomische omstandigheden. Het staat gedaagden vrij de onderneming te staken, doch dan dient daarbij wel rekening te worden gehouden met de belangen van de betrokken werknemers. Op grond van voormelde gronden is het ontslag kennelijk onredelijk in de zin van artikel 7:681 lid 1 sub 2 BW. Gelet op het feit dat de bedrijfsactiviteiten zijn gestaakt uit persoonlijke motieven en er geen bedrijfseconomische omstandigheden aan ten grondslag hebben gelegen, vraagt [eiseres] een vergoeding conform de kantonrechtersformule met correctiefactor 1,5. Dit leidt tot een vergoeding van €42.997,00. De opzegging was onregelmatig omdat gedaagden niet de juiste opzegtermijn in acht hebben genomen. Op grond van artikel 7:672 lid 2 sub d juncto lid 4 BW gold een opzegtermijn van drie maanden. Gedaagden hebben een opzegtermijn van één maand gehanteerd. [eiseres] maakt daarom aanspraak op doorbetaling van het loon tot 1 maart 2005, vermeerderd met vakantietoeslag en vergoeding wegens niet opgenomen vakantiedagen tot 1 maart 2005. Op grond van artikel 18 WvK zijn de vennoten elk hoofdelijk aansprakelijk voor alle verbintenissen van de vennootschap onder firma. 3. Het verweer Gedaagden hebben de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan. 4. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast: a. [eiseres], geboren op [1958], is sedert 1974 met onderbrekingen en gedeeltelijk ook in deeltijd in dienstbetrekking werkzaam geweest bij gedaag-den, laatstelijk in de functie van verkoopster tegen een bruto salaris van €830,85 per maand, exclusief 8% vakantiegeld en andere emolumenten. b. Gedaagden hebben een collectieve ontslagaanvraag ingediend bij het CWI in verband met gezondheidsklachten van de beide vennoten en in verband met be-drijfseconomische redenen. c. [eiseres] heeft verweer gevoerd tegen die ontslagaanvraag. d. Op 29 oktober 2004 heeft het CWI aan gedaagden toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met [eiseres] op te zeggen. e. Bij aangetekende brief van 10 november 2004 heeft de gemachtigde van gedaag-den aan [eiseres] de arbeidsovereenkomst opgezegd met inachtneming van een termijn van één maand derhalve met ingang met 1 januari 2005. f. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn van hun 40 jaar durende werkzame leven gedurende ongeveer 30 jaar zelfstandig ondernemers geweest in de twee door de vennootschap onder firma gedreven ondernemingen te Santpoort-Zuid en Ben-nebroek. g. De omzetcijfers van de vennootschap onder firma geven sedert 2002 een dalend verloop. h. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben te kampen met gezondheidsproble-men. i. In augustus 2003 hebben gedaagden de vestiging in Santpoort-Zuid wegens teruglopende omzetten en de aanwezige gezondheidsproblemen moeten sluiten. j. Gedaagden hebben voor de vestiging in Bennebroek vergeefs een overnamekan-didaat gezocht teneinde de arbeidsplaats voor [eiseres] te kunnen laten voorbe-staan. k. Bij brief van 1 maart 2005 heeft FaCo Diensten B.V. het volgende aan gedaag-den bericht: “(…) Uw ABC drogisterij heeft zeker een jaar te koop gestaan maar bleek onverkoopbaar en wel om de volgende redenen: - de verkoopvloeroppervlakte was zeer beperkt/te beperkt voor een volledige drogisterij met overlevingskansen - een deel van de omzet zou na verkoop wegvallen daar de depositaire merken (…) hun con-tracten zouden beëindigen - de winkelstrip heeft te weinig aanzuigende werking op de consument in Bennnebroek - de prijs van het onroerend goed in Bennebroek te hoog is om er rendabel een drogisterij in te kunnen exploiteren - er gezien de verouderde staat van het interieur fors in nieuw geinvesteerd zou moeten wor-den - de dalende omzet, een ontwikkeling waar al enige jaren sprake van was - de mogelijke wijziging van de WOG waardoor de geneesmiddelen wellicht in de toekomst vrij verkocht mogen gaan worden. Door zowel FaCo als uw persoon zijn er diverse pogingen ondernomen om de drogisterij te ver-kopen, wij hebben diverse malen in ons blad Factueel geadverteerd, maar helaas zonder resul-taat. Naar mijn mening zijn alle mogelijke inspanningen getroost, maar helaas zonder resul-taat.” l. [eiseres] heeft geen gebruik gemaakt van de door gedaagden aangeboden bemiddeling om elders een betrekking te vinden. 5. De beoordeling van het geschil 5.1 De kantonrechter heeft geconstateerd dat nog niet, althans niet schriftelijk, is beslist op de incidentele vordering tot verwijzing van deze zaak naar de rechter die de eveneens bij deze sector aanhangige zaak onder nummer 265852/CV EXPL 05-2246 behandelt. Los van de vraag of een dergelijke vordering mogelijk is, heeft [eiseres] in ieder geval thans geen belang meer bij die vordering, omdat daaraan inmiddels is voldaan doordat dezelfde rechter in beide zaken vandaag een vonnis wijst. 5.3 Met betrekking tot de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is overweegt de kantonrechter het volgende. Gelet op de stellingen van [eiseres] moet worden beoordeeld of het ontslag, mede in aanmerking genomen de voor [eiseres] getroffen voorzieningen en de voor [eiseres] bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging. Tussen partijen staat vast dat gedaagden geen financiële voorziening voor [eiseres] hebben getroffen. Uit de hierboven genoemde vaststaande feiten volgt dat gedaagden tot bedrijfsbeëindi-ging hebben moeten besluiten op grond van teruglopende omzetten en gezondheids-klachten van de beide vennoten. [eiseres] heeft één en ander, gelet op de door gedaagden in het geding gebrachte producties, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Met name is geen steun te vinden voor haar stelling dat gedaagden louter uit eigen belang hebben gehandeld. Gelet op de relatief geringe opbrengst na fiscale afrekening na de bedrijfsstaking kan niet gezegd worden dat gedaagden slechts hebben gehandeld om voor zichzelf een pensioenvoorzie-ning te creëren. Als onvoldoende weersproken heeft de kantonrechter ook als vaststaand aangenomen dat gedaagden hebben getracht een overnamekandidaat te zoeken, maar dat zij daarin niet zijn geslaagd. De brief van FaCo Diensten B.V. van 1 maart 2005 laat geen twijfel bestaan over de overlevingskansen van een drogisterij op de locatie van gedaagden. Ook daaruit blijkt dus de bedrijfseconomische noodzaak om tot beëindiging over te gaan. Uit het vorenstaande blijkt het belang van gedaagden bij beëindiging van het dienstver-band met [eiseres]. Dit belang van gedaagden afzettend tegen de gevolgen van de opzegging voor [eiseres] komt de kantonrechter tot de conclusie dat geen sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Door [eiseres] is immers niet, althans onvoldoende weersproken dat gedaagden hebben aangeboden te bemiddelen bij het vinden van een dienstbetrekking elders, maar dat [eiseres] daar niet op is ingegaan. Voorts staat vast dat gedaagden zich hebben ingespannen een overnamekandidaat te zoeken. Het dienstverband van [eiseres] is in absolute jaren lang te noemen, maar dat is relatief omdat zij niet onafgebro-ken in dienst is geweest en bovendien ook in deeltijd heeft gewerkt. Voorts vormt naar het oordeel van de kantonrechter de leeftijd van [eiseres] in combinatie met haar ervaringen als verkoopster in een drogisterij geen zodanige belemmering bij het vinden van een andere betrekking dat om die reden het ontslag als kennelijk moet worden beschouwd. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde vergoeding zullen worden afgewezen. 5.3 De vordering onder 3. is wel toewijsbaar omdat gedaagden hebben erkend van de verkeerde opzegtermijn te zijn uitgegaan en omdat zij het gevorderde bedrag niet hebben weersproken. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat geen termen aanwezig zijn om de wettelijke verhoging toe te wijzen. Voor de vertraging in de betaling is gedaagden, gelet op het misverstand bij gedaagden omtrent de opzegtermijn, niet een zodanig verwijt te maken dat hen kan worden toegerekend in de zin van artikel 7:625 BW. 5.4 Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden. 5.5 [eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. 6. De beslissing De kantonrechter: Veroordeelt gedaagden hoofdelijk, aldus dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwij-ting aan [eiseres] te betalen €1.661,70, te vermeerderen met vakantiegeld en uitbetaling van niet genoten vakantiedagen, het totaal te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment der verschuldigdheid tot aan het moment der algehele voldoening. Veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagden begroot op €820,00 aan salaris voor de gemachtigde. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor-raad. Wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 10 augustus 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.